De heer A is directeur en enig aandeelhouder van X bv. Deze bv is houdster van een deel van het aandelenkapitaal van W bv. Eind 2000 worden deze aandelen verkocht. Zes weken na ontvangst van de verkoopsom wordt het grootste deel daarvan door X bv overgemaakt naar drie beleggingsrekeningen van A. In 2002 claimt X bv echter zelf per saldo fors verlies op deze beleggingen te hebben geleden. In geschil is of X bv in 2000 een dividenduitkering aan A heeft gedaan en of het resultaat van de beleggingen tot de winst van X bv moet worden gerekend.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de stortingen op beleggingsrekeningen van A moeten worden gekwalificeerd als uitdelingen aan A. Door deze stortingen vindt een vermogensverschuiving plaats naar het privévermogen van A. Gelet op de verwevenheid tussen X bv en A moeten zowel X bv als A zich hiervan bewust zijn geweest. X bv stelt vergeefs dat bij de tenaamstellingen door tijdsdruk c.q. gemak fout zijn gegaan. Een bankmedewerker heeft namelijk tegenover de FIOD/ECD verklaard, dat het juist heel expliciet de bedoeling was dat A de beleggingen in privé zou houden. Het beroep van X bv is ongegrond.