D is directeur van belanghebbende, stichting X, en verzorgt onder meer de LB-aangiften voor X. Tussen D en X ontstaat een geschil over de hoogte van het salaris. Verder is X het er niet mee eens dat D zijn zoon en schoondochter in loondienst bij X heeft aangenomen. Als aan X LB-naheffingsaanslagen worden opgelegd, stelt X dat ze te hoog zijn omdat D niet bevoegd was om aan zichzelf een te hoog salaris uit te laten betalen, en zijn zoon en schoondochter in dienst te nemen. Verder was D volgens X niet bevoegd om aangifte te doen.
Hof Arnhem oordeelt dat de LB-naheffingsaanslagen terecht aan X zijn opgelegd. Volgens het hof heeft X namelijk niet aannemelijk gemaakt dat haar directeur niet bevoegd was om aangifte te doen. Het hof wijst er hierbij op dat D jarenlang de aangiften heeft verzorgd en dat X de inspecteur er niet van op de hoogte heeft gebracht dat D niet meer bevoegd was om namens haar op te treden. Verder wijst het hof erop dat de gegevens uit de aangiften zijn ontleend aan de loonadministratie.