Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur – door het ontbreken van de LGR – niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door belanghebbende verschuldigde landinrichtingsrente is gebaseerd op de LGR, dan wel op een correcte wijze daarvan is afgeleid.

Belanghebbende (X) koopt in 1993 drie percelen weiland. De percelen liggen in de ruilverkaveling "P". Van "P" is geen lijst der geldelijke regelingen (LGR) voorhanden. Desondanks legt de inspecteur een aanslag landinrichtingsrente aan belanghebbende op voor het jaar 2008. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de LGR als titel geldt voor de vordering van landinrichtingsrente, maar dat deze lijst niet de enige vorm van bewijs is. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur echter niet aan zijn bewijslast voldaan met het overleggen van het R 14 register. Het R 14 register en de daarop gebaseerde kadastrale registratie kunnen volgens de rechtbank niet als grondslag dienen voor het opleggen van de aanslag, omdat deze gegevens onvoldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank vernietigt de aanslag.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur – door het ontbreken van de LGR – niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door belanghebbende verschuldigde landinrichtingsrente is gebaseerd op de LGR, dan wel op een correcte wijze daarvan is afgeleid. Het hof geeft verder nog aan dat hieraan niet afdoet dat over eerder jaren reeds aanslagen zijn opgelegd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

1

Gerelateerde artikelen