Josef Grünewald en zijn broer verwerven begin 1989, van hun vader, elk 50 % van een aandeel in een tuinbouwbedrijf in de vorm van een personenvennootschap, in het kader van een vermogensoverdracht als voorschot op hun erfdeel. Grünewald verplicht zich er hierbij toe om een particuliere onderhoudsuitkering aan zijn vader te betalen. Omdat Grünewald niet in Duitsland woont, en beperkt belastingplichtig is in Duitsland, staat de Duitse fiscus aftrek van de particuliere onderhoudsuitkering niet toe. De Duitse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Advocaat-generaal (A-G) Mengozzi concludeert dat het in strijd met het EU-recht is dat niet-ingezeten belastingplichtigen in Duitsland niet in aanmerking komen voor aftrek van particuliere onderhoudsuitkeringen, terwijl ingezeten belastingplichtigen wel recht op aftrek van de uitkeringen hebben. Hieraan doet volgens de A-G niet af dat de regeling bepaalt dat de aftrek correspondeert met een overeenstemmende belastingplicht bij de onbeperkt belastingplichtige ontvanger van de uitkeringen.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)