Belanghebbende, X, ontvangt van de gemeente Maastricht een legesnota met als dagtekening 3 december 2010. Op 10 december 2010 stuurt X een e-mail aan de gemeente met de volgende inhoud: "Inzake de aanslagen (…) wilden wij graag een gesprek met dhr. [J]. Na veelvuldig getelefoneer werd ons verzocht teneinde deze afspraak te arrangeren hiertoe per mail een verzoek aan u te richten. U zou immers kunnen inschatten welke personen er eventueel bij dit gesprek aanwezig zouden moeten zijn. Kunt u ons laten weten waar en wanneer deze afspraak kan plaatsvinden." In geschil is of deze e-mail in samenhang met later gevoerde telefoongesprekken kan worden aangemerkt als een tijdig ingediend bezwaarschrift tegen de leges.
Hof 's-Hertogenbosch (EK IX, 19 december 2013, 13/00536, V-N 2014/15.2.1) oordeelt dat de e-mail aan de gemeente waarin X verzoekt om een gesprek met een ambtenaar over een specifieke legesnota aangemerkt kan worden als een (pro forma) bezwaarschrift. Uit het verzoek om een gesprek blijkt namelijk dat X een bezwaar heeft tegen de legesnota. Het hoger beroep van X is gegrond. Het hof gaat voorbij aan het verzoek van X om de zaak terug te wijzen naar de heffingsambtenaar omdat laatstgenoemde het bezwaar reeds inhoudelijk, zij het ambtshalve, heeft beoordeeld. Omdat in eerste aanleg een inhoudelijke behandeling achterwege is gebleven, besluit het hof de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 2:15