De Hoge Raad oordeelt dat een fiscale eenheid VPB niet tot stand komt als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, tenzij aan de beschikking een in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend.

De aandelen in X bv worden gehouden door A bv en B bv, beide voor 50%. X bv drijft een groothandel in bouwmaterialen. X bv verbindt zich om te investeren in een schip. Hiertoe richt X bv E bv op. X bv neemt 179 aandelen en F ua neemt 1 aandeel. E bv sluit een participation agreement, een limited partnership agreement (cv) en een tax sharing agreement. Bij deze overeenkomsten is een conceptakte van verkoop van aandelen in E bv bijgevoegd. Naast het kapitaal stort X bv € 824.000 agio in E bv. X bv is daartoe gehouden op grond van de tax sharing agreement. Het bedrag aan agio is gelijk aan het door X bv genoten VPB-voordeel als gevolg van willekeurige afschrijving op het schip.

X bv en E bv verzoeken op 25 februari 2011 de inspecteur om vanaf de oprichtingsdatum van E bv een fiscale eenheid voor de VPB te vormen. De inspecteur geeft de beschikking voor de fiscale eenheid op 21 maart 2011 af. In de term sheet en de participation agreement is bepaald dat F ua op 1 april 2011 de aandelen E bv koopt van X bv. De koopprijs is in de overeenkomsten al gedefinieerd.

De inspecteur stelt de aanslag VPB 2010 vast overeenkomstig de aangifte. In 2015 start de Belastingdienst een onderzoek naar de scheepvaart-cv. Aan de hand van dat onderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat X bv niet ten minste 95% van het economisch eigendom van de aandelen E bv bezit en dat de fiscale eenheid VPB daarom nooit heeft bestaan. De inspecteur legt een navorderingsaanslag VPB 2010 op. X bv maakt bezwaar, gaat in beroep en vervolgens in hoger beroep. De staatssecretaris stelt beroep in cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat een fiscale eenheid niet contra legem tot stand komt. Daartoe overweegt de Hoge Raad dat een beschikking fiscale eenheid bij de heffing van VPB is gelegen in de rechtszekerheid, in die zin dat vooraf komt vast te staan dat, en vanaf welk tijdstip, de fiscale eenheid tot stand komt. De beschikking gaat niet zo ver dat een fiscale eenheid ontstaat in gevallen waarin niet aan de vereisten wordt voldaan, tenzij aan de beschikking een in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend. De Hoge Raad verwijst het geding naar het Hof Arnhem-Leeuwarden ter beoordeling of er sprake is van een in rechte te beschermen opgewekt vertrouwen.

Lees ook het thema Fiscale eenheid in de Vpb.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.34

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 4 december

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

1195

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen