Rechtbank Gelderland oordeelt dat uit de formulering van de huwelijkse voorwaarden blijkt dat op het verrekenbeding ook anders dan bij overlijden een beroep kan worden gedaan. Daarom is er geen sprake van een verkrijging krachtens erfrecht.

X is gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Volgens deze voorwaarden kan, na het eindigen van het huwelijk, iedere echtgenoot de deling van beider vermogensvermeerdering vorderen. Na het overlijden van haar echtgenoot blijkt dat X is onterfd en dat zij aanspraak maakt op een legaat van € 450.000. In de aangifte erfbelasting is rekening gehouden met een bedrag van € 1.781.413 als fictieve erfrechtelijke verkrijging. In geschil is of dit bedrag als fictieve erfrechtelijke verkrijging in de zin van art. 11 Successiewet 1956 is aan te merken.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanslag erfbelasting verminderd moet worden naar een belaste verkrijging van nihil. Uit de formulering van de huwelijkse voorwaarden blijkt dat op het verrekenbeding ook anders dan bij overlijden een beroep kan worden gedaan. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad wordt in dergelijke gevallen een verkrijging gedaan krachtens huwelijksvermogensrecht en niet krachtens erfrecht. Omdat de verkrijging binnen de partnervrijstelling blijft dient de aanslag erfbelasting te worden verminderd naar een belaste verkrijging van nihil. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 11

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Editie: 12 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

736

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen