Hof Den Haag oordeelt dat als gebruikelijk loon dient te worden aangemerkt het loon na aftrek van pensioenpremies en bijdragen aan een levensloopregeling. Bij de personen met wie wordt vergeleken, nl. waarnemend tandartsen, wordt daar namelijk ook rekening mee gehouden.

Belanghebbende, X bv, oefent een tandartsenpraktijk uit. Binnen haar praktijk is E, die directeur en enig aandeelhouder is van X bv, werkzaam als tandarts. Verder zijn bij X bv enkele tandartsassistentes werkzaam. Bij de bepaling van de hoogte van het loon van E is X bv uitgegaan van de netto-omzet, voor zover die is toe te rekenen aan de tandheelkundige werkzaamheden van E. Daartoe heeft X bv een deel van de omzet toegerekend aan de werkzaamheden van waarnemend tandartsen en tandartsassistentes. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur zich op het standpunt dat het loon van E te laag is. Hij legt vervolgens LB-naheffingsaanslagen op. In geschil is of bij de berekening van het gebruikelijk loon rekening moet worden gehouden met het deel van de omzet dat aan de werkzaamheden van de assistentes kan worden toegerekend, en of rekening moet worden gehouden met de pensioenlasten en stortingen op de levenslooprekening. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er voor de bepaling van het gebruikelijk loon geen omzet kan worden toegerekend aan de werkzaamheden van de assistentes. Deze werkzaamheden gaan namelijk volgens de rechtbank geheel op in die van de tandarts. Met de pensioenlasten en stortingen op de levenslooprekening mag wel rekening worden gehouden. De rechtbank vernietigt vervolgens de naheffingsaanslag over 2006 en vermindert de overige naheffingsaanslagen.

Hof Den Haag oordeelt dat bij de vaststelling van het gebruikelijk loon ook rekening mag worden gehouden met de pensioenlasten en de bijdragen aan een levensloopregeling. Het hof wijst er op dat hiermee bij de waarnemend tandartsen, met wie is vergeleken, ook rekening wordt gehouden. Het hof verwerpt hierbij de stelling van de inspecteur dat de dotaties van E aan de levensloopregeling ongebruikelijk zijn. Het hof gaat er namelijk vanuit dat ze in overeenstemming zijn met de wettelijke normen. Verder heeft de rechtbank terecht rekening gehouden met de door de assistentes gegenereerde omzet. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 12a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 3 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen