Rechtbank Gelderland oordeelt dat de onroerende zaak op het moment van verkrijging naar zijn aard bestemd was voor bewoning en dus een woning is voor de heffing van overdrachtsbelasting. De onroerende zaak heeft geen andere dan een woonbestemming gehad en bestond op het moment van verkrijging nog steeds.

A is eigenaar van een onroerende zaak. De onroerende zaak is ontworpen en gebouwd als woning. A heeft de onroerende zaak, een souterrain met daarboven de begane grond met een puntdak, in 2000 gekocht met de bedoeling om er te gaan wonen. Hij heeft de woning echter verhuurd en uiteindelijk, rond 2008/2009, nadat er een illegale hennepplantage in het pand had gezeten, de begane grond gesloopt, mede gezien het risico van kraak. In 2018 verkoopt X de onroerende zaak aan belanghebbende, X. X wil een woon-zorggebouw eerste fase oprichten. Er wordt uiteindelijk een vergunning verleend voor 28 appartementen met zorgfunctie. In geschil is of het pand voor de heffing van overdrachtsbelasting een woning is.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de onroerende zaak op het moment van verkrijging naar zijn aard bestemd was voor bewoning en dus een woning is voor de heffing van overdrachtsbelasting. De rechtbank wijst er daarbij op dat de onroerende zaak oorspronkelijk als woning is ontworpen en gebouwd. Verder heeft de onroerende zaak nadien geen andere dan een woonbestemming gehad en bestond het bouwwerk op het moment van verkrijging nog steeds, zij het gedeeltelijk gesloopt en in sterk vervallen staat. De toekomstige bestemming van de onroerende zaak is dan niet meer relevant. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 3 mei

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen