Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank het beroep van X wegens niet tijdig beslissen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het prematuur is.

Belanghebbende, X, gaat in beroep tegen een in 2015 opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Amsterdam verklaart op 2 juni 2016 het beroep gegrond wegens schending van de hoorplicht en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar met de opdracht aan de heffingsambtenaar om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. De rechtbank kent voor rechtsbijstand een proceskostenvergoeding toe op basis van een wegingsfactor 0,5. In hoger beroep bepleit X in eerste instantie toepassing van een hogere wegingsfactor en in een later stadium vernietiging van de naheffingsaanslag. Hof Amsterdam acht dat laatste in strijd met de goede procesorde. De uitspraak van het hof dateert van 27 juni 2017 en op 10 augustus 2017 stelt X de heffingsambtenaar in gebreke. Op 26 augustus 2017 stelt X beroep in tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Rechtbank Amsterdam verklaart dat beroep niet-ontvankelijk.

Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank het beroep van X wegens niet tijdig beslissen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het prematuur is. Omdat de rechtbank de gemeente geen termijn heeft gegeven om opnieuw te beslissen op bezwaar, moet aangesloten worden bij de wettelijke termijn. Die gaat lopen zes weken na de eerste uitspraak van het hof (27 juni 2017). De heffingsambtenaar had volgens het hof nog tot het einde van het jaar om uitspraak te doen (zie art. 236 lid 2 Gemeentewet), zodat de ingebrekestelling van X prematuur is.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 3 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen