Aan belanghebbende, de heer X, is een IB-aanslag over 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ruim € 15 miljoen. Zijn gemachtigde, de heer B, tekent er tijdig bezwaar tegen aan. X is gedetineerd op het moment dat de uitspraak op bezwaar slechts aan hem persoonlijk zou zijn verzonden en X kon daarom volgens eigen zeggen niet (tijdig) reageren. X stelt nooit aan de inspecteur te hebben bericht afscheid te hebben genomen van de heer B. Het is dan ook aan de inspecteur te wijten dat zijn beroep te laat is ingediend. De uitspraak op bezwaar is in november 2007 en nog eens in kopie in januari 2008 verzonden aan X zelf en op 1 september 2008 in kopie aan B. Rechtbank Zeeland-West Brabant stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep. Volgens de inspecteur eindigde de beroepstermijn op 17 december 2007. Aangezien X pas in 2010 een beroepschrift bij de rechtbank heeft ingediend, is dat veel te laat.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 14 augustus 2013, 12/00633, V-N Vandaag 2013/2117) oordeelt dat het beroep door de rechtbank terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. B had namelijk telefonisch aan de inspecteur bevestigd de uitspraak op bezwaar te hebben ontvangen en heeft zich vervolgens met het betreffende gespreksverslag "akkoord" verklaard. Het maakt niet uit dat B zijn verklaring later weer introk en stelt het gespreksverslag ook niet goed te hebben gelezen. Het hof acht de ontvangst van de uitspraak op 1 september 2008 door B voldoende bewezen. Het beroep van 18 augustus 2010 is te laat ingediend. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:8