Stichting X exploiteert een gaffelschoener. De stichting heeft in oktober 2004 een suppletieaangifte loonbelasting 2003 ingediend en daarbij verzocht om teruggaaf vanwege de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart. De suppletieaangifte is voor de inspecteur reden geweest om te onderzoeken of Stichting X recht heeft op de afdrachtvermindering zeevaart. In april 2005 heeft de inspecteur het verzoek afgewezen en heeft hij een naheffingsaanslag opgelegd over de periode 1 december 2002 tot en met 31 december 2005 vanwege ten onrechte geclaimde afdrachtvermindering zeevaart. Daarbij heeft de inspecteur een boete opgelegd van 25%. In hoger beroep is de naheffingsaanslag en de boete in geschil.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur terecht de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart heeft geweigerd en de boete heeft opgelegd. Toepassing van de regeling is redelijkerwijs niet pleitbaar. Het hof acht niettemin voldoende aannemelijk gemaakt dat de stichting ten tijde van de toepassing van de afdrachtvermindering in onzekerheid verkeerde over het antwoord op de vraag of zij kwalificeerde voor toepassing van de afdrachtvermindering. Die onzekerheid ontsloeg de stichting niet van de verplichting om voorafgaande aan toepassing van de faciliteit deskundig advies over deze kwestie in te winnen. Nu de stichting dit heeft nagelaten heeft zij verwijtbaar gehandeld en is de oplegging van een boete passend en geboden.