Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat met de inkoopfacturen een andere rechtshandeling is gepresenteerd dan die in werkelijkheid is beoogd, zijnde een financieringsovereenkomst met bijkomend administratief dienstbetoon. Onder die omstandigheden is geen sprake van leveringen van de auto's.

Aan belanghebbende, de fiscale eenheid X1 bv en X2 bv (hierna X1 bv), is een btw-naheffngsaanslag opgelegd wegens betrokkenheid bij een grootschalige carrouselfraude. X2 bv is een officiële autodealer, doch fungeert vanaf 2009 ook als 'financier' van een tweedehands autohandelaar. De fraude heeft betrekking op uit Duitsland afkomstige auto's, die door X2 bv van deze handelaar werden gekocht. Onder meer de voorbelasting die X2 bv in dat kader heeft afgetrokken, is na een FIOD-onderzoek door middel van naheffing bij haar gecorrigeerd. Volgens Rechtbank Den Haag maakt de inspecteur aannemelijk dat de auto's nooit aan X2 bv zijn geleverd. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. De fiscale eenheid kan de voorbelasting niet aftrekken omdat het juist de bedoeling is geweest om geen auto's aan X2 bv te leveren. De Hoge Raad (10 april 2015, nr. 14/01189, V-N 2015/20.17) oordeelt dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op de stellingen dat (i) X2 bv het debiteurenrisico en het voorraadrisico met betrekking tot de auto's liep, (ii) X2 bv de auto's opnam in haar handelsvoorraad en deze moest financieren, (iii) de kentekens van de auto's soms op naam van X2 bv werden gezet, (iv) X2 bv regelmatig auto's van afnemers inruilde, (v) de door X2 bv gerealiseerde omzet bestond uit de marge tussen in- en verkoop van de auto's, en (vi) de afnemers zich ervan bewust waren dat zij de door hen afgenomen auto's kochten van X2 bv. Volgt verwijzing.

Hof Amsterdam oordeelt dat met de inkoopfacturen een andere rechtshandeling is gepresenteerd dan die in werkelijkheid is beoogd, zijnde een financieringsovereenkomst met bijkomend administratief dienstbetoon. Onder die omstandigheden is geen sprake van leveringen van de auto's aan X2 bv. De risico's die X2 bv liep, komen overeen met die van een geldschieter/bankier. Dat is onvoldoende om van debiteurenrisico te kunnen spreken. Aangezien geen sprake is van daadwerkelijke leveringen, kan in het midden blijven of X2 bv te goeder trouw was met betrekking tot de zogenaamde prijsval eerder in de keten van transacties. Dit is namelijk alleen van belang als sprake is van daadwerkelijke transacties (zie HvJ EU 12 januari 2006, nrs. C-354/03, C-355/03, C-484/03, V-N 2006/7.20). Het hoger beroep van X1 bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen