Belanghebbende, vof X (hierna: X), heeft in Nederland en in Duitsland van andere ondernemers goederen (schoenen en computeronderdelen) aangekocht en doorverkocht aan afnemers in Italië. X noch de afnemers van de goederen hebben in Italië aangifte gedaan voor intracommunautaire verwervingen. De Italiaanse belastingdienst heeft btw in verband met de intracommunautaire verwervingen van de Italiaanse afnemers nageheven en aftrek daarvan geweigerd, aangezien sprake was van fraude. De firmanten van X zijn in Italië strafrechtelijk vervolgd voor btw-fraude. Volgens de inspecteur heeft X deelgenomen aan carrouselfraude. Gevolg zijn de in geschil zijnde drie naheffingsaanslagen omzetbelasting en een boetebeschikking. De Hoge Raad verwijst het geschil uiteindelijk naar Hof Den Haag. Dit hof moet onderzoeken of X wist of had moeten weten dat zij met de handelingen waarvoor zij aanspraak heeft gemaakt op het recht op aftrek, het nultarief en op de teruggaaf, heeft deelgenomen aan btw-fraude in het kader van een keten van leveringen.
Hof Den Haag concludeert dat X, zo zij al niet het brein achter deze fraude is geweest, ten minste op de hoogte van deze fraude is geweest. Volgens het hof is aan de hand van (voldoende) objectieve gegevens komen vast te staan, dat wil in dit verband zeggen door de inspecteur aannemelijk gemaakt, dat X wist dat zij met de handeling(en) waarvoor aanspraak op het nultarief wordt gemaakt telkens heeft deelgenomen aan fraude ter zake van de belasting over de toegevoegde waarde in het kader van een keten van leveringen. Het hoger beroep van X is ongegrond. Nu deze zaak zeer complex is komt X niet in aanmerking voor een immateriële schadevergoeding in verband met de vaststaande termijnoverschrijding.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 12
Wet op de omzetbelasting 1968 15