Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de per 1 februari 2007 gewijzigde Wet BPM 1992 ten onrechte niet voorziet in een naar evenredigheid van het gebruik zijnde heffing.

De heer X woont in Nederland. In 2004 en 2005 wordt geconstateerd dat X gebruik maakt van de openbare weg in Nederland met een auto voorzien van een Luxemburgs kenteken. Naar aanleiding hiervan is in 2005 een bpm-naheffingsaanslag opgelegd, die onherroepelijk is komen vast te staan. In 2007 wordt X als bestuurder aangetroffen in een auto met Duits kenteken. De auto wordt door de vader van X gehuurd van een Duitse GMBH. In geschil is of de vervolgens opgelegde naheffingsaanslag in strijd is met art. 49 EG-Verdrag (art. 56 VWEU), alsmede of de boete van 50% ad € 5.921 terecht is. Rechtbank Breda stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de per 1 februari 2007 gewijzigde Wet BPM 1992 ten onrechte niet voorziet in een naar evenredigheid van het gebruik zijnde heffing. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met de duur van de huurovereenkomst of met het gebruik ervan op het Nederlandse wegennet. Vanwege deze schending van het communautaire evenredigheidsbeginsel moet de aanslag worden vernietigd. Het maakt niet uit dat de auto door de vader van X is gehuurd en niet door X zelf. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

1

Gerelateerde artikelen