Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de ingehouden loonheffing voor de jaren 2018 en 2019 niet tot te lage bedragen heeft genomen en geen algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.

X ontvangt in 2018 en 2019 een AOW-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank en pensioenuitkeringen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (hierna: PFZW). De inspecteur corrigeert de aangegeven ingehouden loonheffing. X stelt dat de loonheffing van PFZW tot een te laag bedrag is vastgesteld omdat hij eigenlijk een hoger bedrag aan pensioen had moeten ontvangen. In beroep is in geschil of de inspecteur algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden en de ingehouden loonheffing terecht is gecorrigeerd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de ingehouden loonheffing niet tot te lage bedragen heeft genomen en geen algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. In de aanslagen kan slechts rekening worden gehouden met verrekening van de loonheffing voor zover de loonheffing daadwerkelijk op het loon is ingehouden. De beroepen van X zijn ongegrond. De rechtbank kent een immateriëleschadevergoeding van € 500 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de procedure tegen de aanslag IB/PVV 2018.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Algemene wet inzake rijksbelastingen 28

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 22 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

230

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen