De Hoge Raad oordeelt dat van het niet tijdig nemen van een besluit geen sprake is wanneer dit besluit tijdig aan de belanghebbende is verzonden, maar niet aan diens gemachtigde. Een dwangsom is in een dergelijk geval niet aan de orde. .

Belanghebbende, X, schakelt een gemachtigde in om namens hem bezwaar te maken tegen een verzuimboete. De inspecteur stuurt de uitspraak op bezwaar binnen de wettelijke termijn (enkel) naar X. De gemachtigde, die de uitspraak niet heeft gekregen, stelt de inspecteur in gebreke en gaat vervolgens, nadat hij niet binnen 14 dagen de uitspraak alsnog krijgt, in beroep bij de rechtbank waar hij verzoekt om een dwangsom. Rechtbank en hof oordelen dat er geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit en dat het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit daarom niet-ontvankelijk is.

De Hoge Raad oordeelt dat van het niet tijdig nemen van een besluit geen sprake is wanneer dit besluit tijdig aan de belanghebbende is verzonden, maar (in strijd met art. 6:17 Awb) niet aan diens gemachtigde. De beslistermijnen uit de Awb strekken er (mede) toe te waarborgen dat belanghebbenden tijdig worden geïnformeerd over de besluitvorming. Nu X het tegendeel niet heeft gesteld, moet in dit geval worden aangenomen dat de uitspraak op bezwaar X tijdig heeft bereikt. De belangen van X zijn op dit punt dus niet geschaad. Dat de inspecteur het procedurele belang van X geweld heeft aangedaan door in strijd met art. 6:17 Awb de uitspraak niet (tevens) aan de gemachtigde te sturen, is van een andere orde. Conclusie is dat X niet in aanmerking komt voor een dwangsom wegens niet tijdig beslissen. Het cassatieberoep van X faalt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:2

Algemene wet bestuursrecht 6:17

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 oktober

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen