Belanghebbende, X, is op 1 januari 2005 duurzaam gescheiden gaan leven van zijn echtgenote. Op 20 april 2006 is het echtscheidingsconvenant ondertekend. De gezamenlijke eigen woning is op basis van het convenant toegescheiden aan de ex-echtgenote. De ex-echtgenote dient verder een eigenwoningschuld van € 226.742 af te lossen en X een eigenwoningschuld van € 250.000. In de aangifte IB 2009 neemt X als persoonsgebonden aftrek onder meer een bedrag van € 58.383 op, wegens aan zijn ex-echtgenote betaalde alimentatie. In een aanvullende aangifte neemt hij een extra persoonsgebonden aftrek op van € 521.629, bestaande uit de helft van de overwaarde van de woning (€ 271.629) plus het door X afgeloste bedrag van de eigenwoningschuld (€ 250.000). Volgens X is het een afkoopsom van een alimentatieverplichting, maar de inspecteur gaat hierin niet mee en schrapt de aftrekpost.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrag de afkoopsom van een alimentatieverplichting is. Uit de bepalingen van het convenant volgt niet dat partijen een lagere en/of kortere maandelijkse alimentatie-uitkering zijn overeengekomen in ruil voor de overdracht van het aandeel van X in de echtelijke woning aan de ex-echtgenote en de schuldoverneming door X. Ook uit andere overgelegde stukken blijkt niet dat partijen beoogden de alimentatieverplichting af te kopen, aldus het hof. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1