Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv aan een brief van het waterschap het vertrouwen kan ontlenen dat de aan haar op te leggen definitieve aanslagen zuiveringsheffing zouden worden berekend naar waterklasse 10.

X bv exploiteert een visverwerkend bedrijf. In geschil is in welke waterklassen (10 of 11) X bv moet worden ingedeeld voor de zuiveringsheffing. Op grond van de WVO en het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water kan X bv worden ingedeeld in waterklasse 10. Het waterschap concludeert na een drietal afvalwateronderzoeken echter dat X bv ingedeeld kan worden in waterklasse 11. Per brief van 26 augustus 2009 schrijft het waterschap aan X bv dat om te komen tot een juiste indeling de vervuilingswaarde dient te worden vastgesteld door meting, bemonstering en analyse. Hiertoe wordt op kosten van het waterschap een zogenaamde Bunschotenput geplaatst bij X bv. Het waterschap legt X bv hierna voorlopige aanslagen verontreinigingsheffing over de jaren 2007 en 2008 op met toepassing van waterklasse 10. In geschil of het vertrouwensbeginsel belet dat de heffingsambtenaar daarna definitieve aanslagen oplegt naar waterklasse 11.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv aan de brief van het waterschap van 26 augustus 2009 het vertrouwen kan ontlenen dat de aan haar op te leggen definitieve aanslagen zuiveringsheffing zouden worden berekend naar waterklasse 10. Het hof merkt hierbij op dat voor toepassing van het vertrouwensbeginsel beslissend is niet hetgeen de heffingsambtenaar bij het schrijven voor ogen had, maar hetgeen X bv redelijkerwijs mocht opmaken uit de brief. Het hof is van oordeel dat X bv aan de inhoud van de brief in combinatie met de omstandigheden van het geval redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat haar aanslagen in de zuiveringsheffing opgelegd zouden worden met toepassing van waterklasse 10. De aan X bv begin 2007 opgelegde voorlopige aanslag 2007 is niet gevolgd door een nadere voorlopige aanslag, ook niet nadat de resultaten van het in 2007 uitgevoerde afvalwateronderzoek bekend waren geworden en evenmin nadat X bv voor 2007 aangifte heeft gedaan. Daarna vormden de resultaten van de in 2008 uitgevoerde onderzoeken voor de heffingsambtenaar evenmin aanleiding een nadere voorlopige aanslag of een definitieve aanslag op te leggen. De definitieve aanslag is eerst met dagtekening 14 december 2010 opgelegd. Dit lange tijdsverloop, hoewel binnen de wettelijke aanslagtermijn, heeft bij X bv kunnen bijdragen aan de gedachte dat de aanslag zou worden opgelegd conform de door haar gedane aangifte die in overeenstemming was met de aangiften uit het verleden. Hetzelfde geldt voor de gang van zaken met betrekking tot 2008.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet verontreiniging oppervlaktewateren 22

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 28 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen