Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat degene die zich voor de Socialistische Partij kandidaat stelt een vrijwillige keuze maakt om, indachtig het gedachtegoed van deze partij, een deel van de bezoldiging af te staan aan de partij. Mevrouw X beroept zich dus vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Mevrouw X dient in 2015 herziene IB-aangiften in over 2010 en 2011. In deze aangiften claimt X alsnog giftenaftrek voor de in die jaren betaalde loonbelasting en gemeentelijke heffingen. De inspecteur merkt de aangiften als bezwaren aan, verklaart deze wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk en weigert de aanslagen ambtshalve te verminderen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat volksvertegenwoordigers van de Socialistische Partij (SP) wel recht op giftenaftrek hebben ter zake van het bedrag dat zij afdragen aan de partijkas.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 18 mei 2018, 17/00669 en 17/00670, V-N 2018/53.1.2) oordeelt dat degene die zich voor de SP kandidaat stelt een vrijwillige keuze maakt om, indachtig het gedachtegoed van deze partij, een deel van de bezoldiging af te staan aan de partij. Deze situatie is dus niet vergelijkbaar met een willekeurige belastingplichtige – zoals X – die een arbeidsovereenkomst aangaat. Weliswaar wordt een arbeidsovereenkomst ook vrijwillig aangegaan, maar de inhouding van loonbelasting is een afzonderlijke uit de wet voortvloeiende verplichting die los staat van de relatie tussen de werknemer en werkgever. X beroept zich dus vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. Ook overigens is het beroep van X ongegrond. Het maakt niet uit dat kerkelijke belastingen en andere contributies als ‘verplichte bijdragen’ (waar geen directe tegenprestatie tegenover staat) wel aftrekbaar zijn. Met de woorden 'verplichte bijdragen’ heeft de wetgever niet het oog gehad op uit de wet voortvloeiende belastingschulden en gemeentelijke heffingen.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.33
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 oktober