Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de afschaffing van het melkquotum op 1 april 2015 geen reden is om de toestandsdatum voor het bepalen van de WOZ-waarde 2016 te verleggen van 1 januari 2015 naar 1 januari 2016. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, is eigenaar van een melkveehouderijbedrijf met bedrijfswoning. In geschil is de WOZ-waarde 2016. X stelt dat de WOZ-waarde moet worden bepaald naar de toestand op 1 januari 2016 (art. 18 lid 3 Wet WOZ).

Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 5 april 2018, 17/00500, V-N 2018/35.1.8) oordeelt dat de afschaffing van het melkquotum op 1 april 2015 geen reden is om de toestandsdatum voor het bepalen van de WOZ-waarde 2016 te verleggen van 1 januari 2015 naar 1 januari 2016. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bedoelde waardedaling als gevolg van de afschaffing van het melkquotum zich eerst gedurende het jaar 2015 heeft voorgedaan. Het verleggen van de toestandsdatum van de waardepeildatum naar het begin van het belastingjaar is dan niet aan de orde. Het hof oordeelt verder dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde voldoende rekening heeft gehouden met de slechte marktsituatie van melkveehouderijbedrijven. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 18

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 oktober

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen