Rechtbank Noord-Nederland beslist dat belanghebbende geen recht op heffingsrente heeft. Belanghebbende heeft in 2018 om teruggave van BTW verzocht van zonnepanelen die in 2003 zijn aangeschaft. In dat geval is er geen sprake van herstel van een onjuistheid, maar van een verzoek om ambtshalve teruggave.

Belanghebbende schaft in 2003 zonnepanelen aan. In 2018 verzoekt eiser om teruggave van BTW via het formulier 'opgaaf zonnepaneelhouders'. De gevraagde teruggave wordt verleend, zonder toekenning van heffingsrente.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op toekenning van heffingsrente. De regels die golden op het moment van het recht op teruggave zijn van toepassing. In 2003 bestond er (slechts) recht op heffingsrente als er sprake was van een verleende teruggave omdat de verschuldigde omzetbelasting lager was dan eerder door hem is aangegeven. In casu is de eerste aangifte in 2018 gedaan, welke aangifte is gevolgd. Er is dus geen sprake van een herstel van onjuistheden, maar van een verzoek om ambtshalve teruggave. Daarvoor geldt geen aanspraak op vergoeding van rente.

Het beroep op nadeelcompensatie vanwege art. 4:126 Awb slaagt niet, omdat deze bepaling nog niet in werking is getreden. Ook titel 8:4 Awb (Schadevergoeding) kan in deze situatie niet worden toegepast, omdat deze (nog) niet op de Wet OB 1968 van toepassing is. Tot slot slaagt een beroep op schadevergoeding op basis van art. 36e WvSr niet, aangezien er sprake is van een belastinggeschil. Daarvoor geldt het WvSr niet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4:126

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30j

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 8 september

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen