X is eigenaar van een gebouw tegenover een kerk. Het gebouw is in gebruik als crèche en voor zondagschool, jeugdclubs, catechisaties, bijeenkomsten voor Bijbelstudie en een mannenkring.
De Hoge Raad oordeelt dat de ‘kerkenvrijstelling' niet van toepassing is op een nabij een kerk gelegen gebouw dat wordt gebruikt als crèche en voor zondagschool, jeugdclubs en andere soortgelijke activiteiten. Volgens de rechtbank vallen deze activiteiten niet onder het begrip ‘openbare eredienst' als bedoeld in art. 220d lid 1 aanhef en letter c Gemeentewet en art. 2 lid 1 aanhef en letter g Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ. De uitbreiding van de ‘kerkenvrijstelling' per 1 januari 1995 was niet bedoeld om christelijke activiteiten die niet zijn aan te merken als een openbare eredienst alsnog onder de waarderingsuitzondering te brengen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de rechtbank geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting (HR 7 mei 1980, nr. 19807, BNB 1980/177). Het oordeel van de rechtbank kan verder, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De Hoge Raad is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat natuurlijke personen alleen in aanmerking komen voor schadevergoeding bij termijnoverschrijding als zich bijzondere omstandigheden voordoen (HR 19 februari 2016, nr. 14/03907, BNB 2016/140, onderdeel 3.15). Tot cassatie kan dit echter niet leiden, omdat de termijnoverschrijding in casu uitsluitend is toe te schrijven aan de inwilliging van de verzoeken van X om de zaak aan te houden.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-g
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 augustus