Belanghebbende, X, dreef tot 1 januari 2005 samen met haar echtgenoot en zoon een onderneming in de vorm van een maatschap. De zoon koopt in juli 2009 zonder toestemming van zijn ouders bloembollen op naam van de ontbonden maatschap. Nadat de zoon de rekening niet heeft betaald, stelt de leverancier van de bollen X, haar echtgenoot en de zoon hoofdelijk aansprakelijk. De vordering wordt toegewezen. In geschil is of X in haar aangifte IB/PVV 2010 terecht een bedrag als nagekomen bedrijfslasten in aftrek heeft gebracht bestaande uit advocaatkosten en de kosten van de bloembollen in verband met het wangedrag van de zoon.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X ten onrechte aftrek claimt van de kosten die zijn veroorzaakt doordat de zoon van X op naam van de ontbonden maatschap bloembollen heeft besteld zonder deze te betalen. De rechtbank overweegt dat X na de ontbinding van de maatschap op 1 januari 2005 geen onderneming meer drijft. Omdat de kosten geen verband houden met ondernemershandelingen van vóór het jaar 2005, kwalificeren de kosten niet als (nagekomen) bedrijfslasten. Nu de kosten ook niet aan een andere bron van inkomen zijn toe te rekenen, zijn zij niet aftrekbaar. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 3 juni