Belanghebbende, X, maakt op 6 september 2011 pro forma bezwaar tegen een aanslag successierecht. In een schrijven van de Belastingdienst van 6 september 2013 met als onderwerp "kennisgeving uitspraak verzoekschrift" wordt X niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Dit schrijven bevat geen rechtsmiddelverwijzing. In een geschrift van 1 oktober 2013 met als opschrift "Kennisgeving/Recht van Successie" komt de inspecteur gedeeltelijk tegemoet aan het verzoek van X om (ambtshalve) vermindering van de aanslag te verlenen. Per e-mail van 14 oktober 2013 bericht een medewerker van de Belastingdienst de gemachtigde van X als volgt: "voor zover ik kan nagaan heeft collega [F] u bij brief van 6 september 2013 willen informeren over de inhoudelijke beslissing op het verzoekschrift. Haar beslissing is geformaliseerd in de kennisgeving met als dagtekening 1 oktober 2013. Er komt niet nogmaals een apart bericht." In cassatie is in geschil de tijdigheid van het beroep van X dat op 11 november 2013 bij de rechtbank is ingekomen.
De Hoge Raad is het niet eens met het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden over de ontvankelijkheid van het beroep van X. Het hof overwoog dat uit de brief van de Belastingdienst van 6 september 2013, die geen rechtsmiddelverwijzing bevatte, niet duidelijk werd of hiermee werd beslist op het door X gemaakte bezwaar, dan wel op het verzoek tot (ambtshalve) vermindering van de aanslag. Anders dan het hof is de Hoge Raad van oordeel dat deze onduidelijkheid niet wordt weggenomen door de mededeling van de Belastingdienst van 14 oktober 2013. Deze onduidelijkheid behoort niet voor rekening van X te komen. Nu X binnen zes weken na de kennisgeving van 1 oktober 2013 beroep heeft ingesteld, is dit beroep ontvankelijk. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch die moet beslissen over het geschilpunt waar Hof Arnhem-Leeuwarden zich niet over heeft uitgelaten.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11