De heer X werkt in 2000 en 2001 voor een Duits bedrijf, A GmbH. X bezoekt hotels, motels en pensions in Nederland met als doel deze te bewegen zich op te laten nemen in de databank van A. X krijgt een vaste vergoeding van DM 2.500 per maand. Per 1 maart 2001 stopt X ermee, omdat de vergoeding lager wordt. Aangezien A ook weigerde de overnachtings- en brandstofkosten te vergoeden, is X naar de (Nederlandse) kantonrechter gestapt. X beroept zich er daar op dat hij "eines befristeten Arbeitsvertrags", zijnde een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur had. Uiteindelijk levert de procedure niks op, aangezien A failliet gaat. In geschil is de ib/pvv-aanslag over 2004. Rechtbank Arnhem stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat de aanslag over 2004 weliswaar is gemiddeld met vorige jaren, maar dat dit niet tot gevolg heeft dat het beroep inzake de aanslag over 2004 ook betrekking heeft op die andere aanslagen. X claimt vergeefs dat hij in 2004 kosten heeft gemaakt vanwege een bankschuld die ontstaan in de periode dat hij voor A werkte. Mede naar aanleiding van de kantongerechtprocedure stelt de inspecteur namelijk terecht dat sprake was van een dienstbetrekking en dat aftrek van kosten dus niet mogelijk is. Ten aanzien van een in het verleden door de inspecteur toegestane kostenaftrek beroept X zich voorts ten onrechte op het vertrouwensbeginsel. De toezegging is namelijk gedaan op basis van onjuiste c.q. onvolledige gegevens. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 13 februari