D en haar man (Z) houden de helft van de aandelen in belanghebbende (X bv). In 1999 wordt D aangesteld als directeur. In de arbeidsovereenkomst is een pensioenregeling opgenomen. In 2005 dragen D en Z de aandelen in belanghebbende over aan een derde. Hierbij is overeengekomen dat de pensioenaanspraak van D zal worden overgedragen aan een door D aan te wijzen pensioenfonds of pensioen-bv. In 2007 maakt belanghebbende een afkoopsom over aan C bv. De inspecteur legt een LB-naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 op aan belanghebbende voor de afkoopsom.

Rechtbank Breda oordeelt dat de stamrechtvrijstelling van art. 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB niet van toepassing is op de pensioenaanspraak. Volgens de rechtbank was de aanspraak tot 2004 onvoldoende bepaalbaar en heeft D pas in 2004 een aanspraak verkregen die in rechte vorderbaar is. De stamrechtvrijstelling is dan ook niet van toepassing omdat er geen sprake is van vervanging van gederfd of te derven loon. Volgens de rechtbank strekt de aan D verstrekte aanspraak niet tot vervanging van gederfd of te derven loon, maar is een gevolg van de nakoming en uitwerking van de in 1999 gedane toezegging inhoudende dat er een ouderdomsvoorziening voor D zal worden getroffen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen