Rechtbank Den Haag oordeelt dat het onthouden van de toeslagen aan X als zodanig niet meebrengt dat X, D en haar kinderen worden belemmerd in het uitoefenen van hun privé- en gezinsleven. Volgens de rechtbank is er hierbij geen sprake van strijd met de mensenrechten.

D, de echtgenoot van belanghebbende, X, beschikt niet over een geldige verblijfsvergunning. X dient een aanvraag huur- en zorgtoeslag in. Tevens verzoekt zij om toekenning van een kindgebonden budget. Volgens de inspecteur heeft X echter geen recht op de toeslagen. X stelt dat dit in strijd is met de mensenrechten, meer in het bijzonder met het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven en het recht op gelijke behandeling.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het onthouden van de toeslagen aan X als zodanig niet meebrengt dat X, D en haar kinderen worden belemmerd in het uitoefenen van hun privé- en gezinsleven. Verder merkt de rechtbank op dat hiermee niet is gezegd dat X en haar kinderen niet in een moeilijke situatie verkeren. Hieruit volgt echter nog niet dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die grond bieden voor het oordeel dat de inspecteur met zijn besluit het in art. 8 EVRM besloten liggende recht op respect voor het familie- en gezinsleven heeft geschonden. Volgens de rechtbank heeft de staat dan ook geen positieve verplichting jegens X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 17 juni

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen