Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank met betrekking tot alle onderdelen van het geschil - mogelijk met uitzondering van het oordeel dat de hoorplicht is geschonden - op goede gronden juist heeft geoordeeld.
Vof X voldoet voor de registratie van een personenauto € 4.793 aan BPM op aangifte. Het bezwaar tegen de voldoening is niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. De hoorplicht is in de bezwaarfase weliswaar geschonden, maar X vof is er niet door benadeeld. Over de feiten en de waardering daarvan bestond namelijk geen verschil van mening en X vof heeft haar standpunt in beroep voldoende schriftelijk en mondeling kunnen uiteenzetten. Ondanks dat de redelijke termijn is overschreden, krijgt X vof vanwege de samenhang met een andere zaak geen immateriële schadevergoeding (vergl. HR 21 maart 2012, nr. 12/04057, V-N 2014/15.4). X vof krijgt wel een proceskostenvergoeding. Door de samenhang met vier andere zaken is deze € 375,75. X vof gaat in hoger beroep. In geschil is de schending van de hoorplicht en de vergoeding van rente wegens het niet tijdig voldoen van de contractuele verplichtig tot vergoeding van de immateriële schade.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank met betrekking tot alle onderdelen van het geschil - mogelijk met uitzondering van het oordeel dat de hoorplicht is geschonden - op goede gronden juist heeft geoordeeld. X vof heeft niets aangevoerd dat rechtvaardigt anders te oordelen. Wanneer wordt meegegaan in het oordeel dat de hoorplicht is geschonden c.q. de noodzaak bestaat tot veroordeling van de inspecteur in de proceskosten - is de rechtbank naar behoren gemotiveerd, als zodanig door X vof niet bestreden, voorbijgegaan aan de gestelde schending en heeft de rechtbank dus terecht geen reden gezien de zaak naar de inspecteur terug te wijzen. Het beroep van X vof is ongegrond.