X heeft over 2006 een onverrekend verlies uit aanmerkelijk belang. Hij ontvangt in verband hiermee een beschikking belastingkorting van € 131.814. In 2008 heeft X geen inkomen uit werk en woning. X heeft wel inkomen in box 3. Op grond van art. 4.53 Wet IB 2001 leidt de belastingkorting tot een belastingvermindering in box 1, niet tot een belastingvermindering in box 3. In hoger beroep is in geschil of de wet op dit punt strijdt met het in art. 14 EVRM neergelegde non-discriminatieverbod en/of art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Hof Amsterdam oordeelt dat de regeling van de belastingkorting van art. 4.53 Wet IB 2001 niet strijdt met art. 14 EVRM en/of art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De wetgever kiest voor een gesloten boxenstelsel. De belastingplichtige kan een verlies in de ene box niet verrekenen met inkomen in een andere box. De heffingskorting van art. 4.53 maakt een inbreuk op dit stelsel. De wetgever beoogt hiermee de fiscale neutraliteit van de rechtsvorm waarin een onderneming wordt gedreven te vergroten. Daarmee is er een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond voor deze doorbreking van het gesloten boxenstelsel.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 4.53
Wet inkomstenbelasting 2001 2.11a