Belanghebbende, mevrouw X, is een gediplomeerd ziekenverzorgende. Sinds juli 2012 is X werkzaam als zzp-er. X verleent aldus thuiszorg en zorg in zorginstellingen. X heeft een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en een eigen website. X maakt bezwaar tegen de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) loon voor 2014 en de VAR resultaat uit overige werkzaamheden (RUO) voor 2015. In deze jaren heeft X ook zorg verleend in het kader van een landelijke zorgpilot voor directe contractering van zelfstandige zorgverleners voor het bieden van thuiszorg. Voor deze werkzaamheden heeft X wel een VAR-winst uit onderneming (wuo) gekregen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de kwalificatie VAR-wuo in het kader van de landelijk zorgpilot niet kan doorwerken bij de beoordeling van de onder andere condities verrichte werkzaamheden. X stelt vergeefs dat al haar activiteiten samen moeten worden beoordeeld. Het bezwaar van X tegen de VAR voor 2014 is wegens termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor de in 2015 zorg in natura werkzaamheden maakt X niet aannemelijk dat zij voldoende zelfstandigheid bezit en ondernemersrisico loopt. X is voor de toewijzing van cliënten namelijk volledig afhankelijk van de zorgaanbieders en door het ontbreken van een zelfstandig declaratierecht beperkt het debiteurenrisico zich tot haar vorderingen op de zorgaanbieders. De werkzaamheden bij een PGB-cliënt zijn pas tot stand gekomen na de indiening van de VAR-aanvraag, zodat X hiervoor een aparte VAR had moeten aanvragen. De beroepen van X zijn ongegrond. Aangezien de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase is overschreden, krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding (zie HR 19 februari 2016, nr. 14/03907, V-N 2016/13.4, r.o. 3.14.1 en 3.14.2 en TaxVisions, editie 26 februari 2016).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.156
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 oktober