D, de dga van belanghebbende, X bv, koopt in 2000 twee onroerende zaken met bijbehorende grond. Korte tijd later verkoopt D een van de onroerende zaken met 600 m² grond aan X bv. In 2007 verkoopt X bv de onroerende zaak met 109 m² grond, en verkoopt D 257 m² grond. De opbrengst van deze transacties wordt verantwoord door X bv. Ook verkoopt D nog diverse andere onroerende zaken. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag op aan X bv. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat X bv slechts de opbrengst van 366 m² grond heeft verantwoord. Volgens de inspecteur is het restant van 234 m² verkocht door D, en is er sprake van een uitdeling.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv een uitdeling heeft gedaan aan haar dga, D. De rechtbank wijst er daarbij op dat D, na de verkoop van de onroerende zaak aan X bv in 2000, nog maar 830 m² grond in eigendom had, en 1039 m² grond heeft verkocht in 2007. Volgens de rechtbank heeft D dus meer grond verkocht dan hij in eigendom had. In de verkopen van D moet volgens de rechtbank dan grond van X bv zijn begrepen. De verkoopopbrengst van het perceel van 234 m² behoort dan toe aan X bv, en is aan haar vermogen onttrokken en in 2007 door D genoten. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de inspecteur de navorderingsaanslag niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 oktober