In 2002 en 2003 verstrekt belanghebbende (X) in totaal € 116.200 aan zijn kinderen in verband met een door hen op te richten vof. Op 8 december 2004 wordt in een overeenkomst bepaald dat belanghebbende het bedrag aan zijn kinderen ter beschikking heeft gesteld als Tante Agaathlening. De vof wordt in 2006 failliet verklaard. Belanghebbende verzoekt de inspecteur op 17 maart 2010 om een beschikking verlies op beleggingen in durfkapitaal af te geven. De inspecteur honoreert het verzoek niet.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur terecht geen beschikking verlies op beleggingen in durfkapitaal heeft afgegeven. Volgens de rechtbank blijkt dat nl. niet uit belanghebbendes verwijzing naar het faillissement van de vof. Volgens de rechtbank blijkt uit de faillietverklaring namelijk niet dat de kinderen aantoonbaar niet in staat zijn geweest de lening terug te betalen. Ook acht de rechtbank de verklaring van belanghebbende ter zitting dat hij het bedrag in 2006 – nog voor het faillissement - had kwijtgescholden, onvoldoende. De rechtbank acht het namelijk niet aannemelijk dat de kwijtschelding niet schriftelijk zou zijn gedaan, aangezien de geldlening schriftelijk is overeengekomen. Het gelijk is aan de inspecteur.