Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de zelfstandigenaftrek terecht is geweigerd omdat X in 2019 meer uren in dienstbetrekking heeft gewerkt dan in zijn eigen onderneming, waardoor niet aan het grotendeelscriterium is voldaan.

X drijft een eenmanszaak en geeft reanimatiecursussen en -trainingen. In 2019 besteedt X 1398 uren aan zijn onderneming en behaalt X een omzet van € 56.429. Daarnaast werkt X in dienstbetrekking bij een ziekenhuis voor 1544 uur. X heeft in zijn aangifte IB/PVV 2019 de zelfstandigenaftrek toegepast, maar de inspecteur heeft deze gecorrigeerd omdat X niet voldeed aan het urencriterium, specifiek het grotendeelscriterium. In geschil is of de inspecteur terecht de zelfstandigenaftrek heeft geweigerd omdat X niet voldoet aan het grotendeelscriterium van art. 3.6 Wet IB 2001, waarbij meer dan de helft van de tijd besteed moet zijn aan de onderneming in vergelijking met andere werkzaamheden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de zelfstandigenaftrek correct heeft gecorrigeerd. X heeft in 2019 meer uren in dienstbetrekking gewerkt dan in zijn eigen onderneming, waardoor niet aan het grotendeelscriterium is voldaan. De beroepen op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel slagen niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de aanslag niet wordt verminderd. X krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht niet terug.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.76

Wet inkomstenbelasting 2001 3.6

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 19 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

622

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen