Belanghebbende, de heer X, en zijn echtgenote sluiten eind 2009 een schenkingsovereenkomst met een ANBI-stichting voor de bouw van een multidisciplinair gebouw in India. De schenking van € 105.000 vindt plaats in vijf gelijke delen van € 21.000. De termijnen vervallen in december 2009, januari 2010, 2011, 2012 en 2013. De schenking eindigt echter bij het overlijden van de langstlevende van X en zijn echtgenote. Voor 2010 is in geschil of de inspecteur de gift van € 21.000 terecht als gewone gift in plaats van als periodieke gift heeft aangemerkt. Hierdoor is deze hoger dan het maximaal aftrekbare bedrag. Volgens de inspecteur is de sterftekans minder dan 1% en dus te gering. De uiteindelijke hoogte van de schenking is namelijk afhankelijk van twee levens. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van wezenlijke onzekerheid over het beloop van de uitkeringen, zodat het geen periodieke uitkering is in de zin van art. 6.34 Wet IB 2001 en de integrale aftrek dus terecht is geweigerd. Het maakt niet uit dat bij een schenking van een periodieke uitkering op één leven - ook als het bijvoorbeeld zou gaan om een 20 jarige - wel geacht wordt aan de onzekerheidseis te zijn voldaan. Uit oogpunt van doelmatigheid is deze ongelijke behandeling niet onredelijk en heeft de wetgever de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid niet overschreden. Onjuiste of onvolledige informatievoorziening op de website van de Belastingdienst leidt in principe niet tot rechtens opgewekt vertrouwen. X maakt ook niet aannemelijk dat hij schade heeft geleden, dat wil zeggen buiten het fiscale nadeel doordat de termijn niet volledig aftrekbaar is. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 22 september