Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de ontvanger aannemelijk maakt dat het niet betalen van de omzetbelasting het gevolg is van aan de heer X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.

Belanghebbende, de heer X, is bestuurder van Stichting G. Deze stichting is enig aandeelhouder van F bv (zie 12/1653). X is bestuurder van F bv. Deze bv is bestuurder van A bv. In februari 2009 doet A bv de BTW-aangifte over januari 2009. Uit deze aangifte volgt een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 203.610. In maart 2009 verzoekt A bv om een betalingsregeling. Dit verzoek is door de ontvanger aangemerkt als een melding van betalingsonmacht. A bv gaat nog dezelfde maand failliet. Uit latere FIOD-onderzoeken blijkt dat A bv in 2008/begin 2009 financial leasecontracten van vrachtauto's en opleggers heeft omgezet in operational leasecontracten, waarbij de transportmiddelen zijn verkocht aan de leasemaatschappijen. A bv heeft in verband met de verkoop veel te weinig BTW verantwoord. In 2011 zijn naheffingsaanslagen aan A bv opgelegd. In geschil is of X terecht door de ontvanger aansprakelijk is gesteld. Het betreft de niet betaalde BTW, verzuimboete en heffingsrente van in totaal € 948.743.

Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de ontvanger aannemelijk maakt dat het niet betalen van de belasting het gevolg is van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Uit diverse gegevens blijkt namelijk dat X persoonlijk betrokken was bij de gang van zaken met betrekking tot de leasecontracten. Er wordt dus vermoed dat de niet betaling aan X is te wijten. X maakt vervolgens niet aannemelijk dat het niet aan hem is te wijten dat A bv niet aan haar meldingsverplichting heeft voldaan, zodat X dit vermoeden niet kan weerleggen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 1 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen