Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de ontvanger aannemelijk maakt dat het niet betalen van de omzetbelasting het gevolg is van aan F bv te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.

Belanghebbende, F bv, is bestuurder van A bv. In februari 2009 doet A bv de BTW-aangifte over januari 2009. Uit deze aangifte volgt een te betalen bedrag aan omzetbelasting van € 203.610. In maart 2009 verzoekt A bv om een betalingsregeling. Dit verzoek is door de ontvanger aangemerkt als een melding van betalingsonmacht. A bv gaat nog dezelfde maand failliet. Uit latere FIOD-onderzoeken blijkt dat A bv in 2008/begin 2009 financial leasecontracten van vrachtauto's en opleggers heeft omgezet in operational leasecontracten, waarbij de transportmiddelen zijn verkocht aan de leasemaatschappijen. A bv heeft in verband met de verkoop veel te weinig BTW verantwoord. In 2011 zijn naheffingsaanslagen aan A bv opgelegd. In geschil is of F bv terecht door de ontvanger aansprakelijk is gesteld. Het betreft de niet betaalde BTW, verzuimboete en heffingsrente van in totaal € 948.743.

Rechtbank Oost-Nederland oordeelt dat de ontvanger aannemelijk maakt dat het niet betalen van de belasting het gevolg is van aan F bv te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Uit diverse gegevens blijkt namelijk dat haar bestuurder, de heer X (zie 12/1652), persoonlijk betrokken was bij de gang van zaken met betrekking tot de leasecontracten. Er wordt dus vermoed dat de niet betaling aan F bv is te wijten. F bv maakt vervolgens niet aannemelijk dat het niet aan hem is te wijten dat A bv niet aan haar meldingsverplichting heeft voldaan, zodat F bv dit vermoeden niet kan weerleggen. Het beroep van F bv is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 1 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen