Hierbij gelden zes voorwaarden. Zo moet het pensioenrecht opgebouwd zijn in een premie- of kapitaalovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. De uitkeringsperiode van de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering moet direct aansluiten op de reeds aangevangen uitkeringsperiode van de vaste pensioenuitkering. Bij de omzetting vindt geen keuze voor variabilisering plaats (variatie binnen de bandbreedte 100:75 of compensatie van de AOW-uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd). Het is wel mogelijk om de eerder gekozen variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen te beperken of niet toe te passen voor de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering.
Bij de omzetting mag geen gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen of ouderdomspensioen plaatsvinden. De omzetting moet plaatsvinden op basis van de waarde van de vaste pensioenuitkering op het omzettingsmoment. Er mag geen extra waarde of aanvullende pensioenopbouw worden toegevoegd.
Dit besluit treedt in werking op 28 januari 2017 en wel met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017. Het besluit vervalt op 1 januari 2018.