Hof Amsterdam oordeelt dat de gold coins voor de BTW-heffing niet als euro’s (en bitcoin) moeten worden behandeld. Het kopen of verkopen ervan tegen euro’s staat niet gelijk aan een deviezentransactie.

Via een website koopt en verkoopt vof X gold coins en spelaccounts van een online computerrollenspel. De gold coins vormen spelpunten en dienen binnen het spel als rekeneenheid/betaalmiddel om benodigde virtuele voorwerpen te verkrijgen. In haar BTW-aangiften past X de BTW-margeregeling toe. Volgens de inspecteur kan X de margeregeling echter niet toepassen. Hij legt dan ook BTW-naheffingsaanslagen op aan X. X stelt daarop dat de gold coins kunnen worden aangemerkt als virtuele valuta. Zij moeten worden behandeld als bitcoins zodat de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel i sub 1 Wet OB 1968 van toepassing is. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de gold coins waarin X handelt niet zijn aan te merken als een betaalmiddel. Ze zijn niet vergelijkbaar met bitcoins, zodat de BTW-vrijstelling niet geldt voor de virtuele valuta van X. De naheffingsaanslagen blijven in stand.

Hof Amsterdam oordeelt dat de gold coins voor de BTW-heffing niet als euro’s (en bitcoin) moeten worden behandeld. Het kopen of verkopen ervan tegen euro’s staat niet gelijk aan een deviezentransactie. De verkoop van gold coins betreft een overdracht van licentierechten, waarvoor geen BTW-vrijstelling geldt. Ook is de margeregeling niet van toepassing. In het virtuele karakter van gold coins ligt namelijk besloten dat het geen goederen zijn. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Lees ook het thema Blockchain, crypto-munten en fiscaliteit.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 17 juli

54

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen