X exploiteert in vof-verband met zijn broer een onderneming die zich bezighoudt met de aan- en verkoop van rijst. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat sprake is van een fake onderneming, omdat geen economische activiteiten zijn verricht. In 2016 wordt X door de strafkamer van Hof Den Haag veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet en het medeplegen van een gewoonte maken van witwassen. Nadat de inspecteur kennis neemt van bankafschriften waaruit blijkt dat in 2014 (€ 77.000), 2015 (€ 96.000) en 2016 (€ 89.000) forse bedragen zijn gestort op de zakelijke bankrekening van de vof, corrigeert hij de aangiften en legt IB-(navorderings)aanslagen op aan X. De inspecteur merkt de ontvangen bedragen aan als ROW.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de door de vof ontvangen bedragen terecht als ROW heeft aangemerkt. Aangezien van de administratie, afgezien van in- en verkoopfacturen, geen enkel transactiedocument (vrachtbrieven, pakbonnen, douanedocumenten) aanwezig is, maakt X niet aannemelijk dat sprake is van winst uit onderneming. Verder ontbreekt elk spoor van een fysieke onderneming en kan uit de verklaring van D, de enige door X genoemde klant van de vof, worden opgemaakt dat hij de vof en X niet kent en geen handel met de vof dan wel X heeft gedreven. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 2.14