Hof Amsterdam deelt de kritiek van de heffingsambtenaar op de minimale verlaging van de WOZ-waarde door de rechtbank. Desondanks laat het hof deze verlaging in stand, omdat de heffingsambtenaar ook in hoger beroep er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat zijn waarde niet te hoog is.

De heffingsambtenaar gaat in hoger beroep tegen een beslissing van Rechtbank Noord-Holland om de WOZ-waarde van de woning van X met € 7.000 te verlagen.

Hof Amsterdam deelt de kritiek van de heffingsambtenaar op de minimale verlaging van de WOZ-waarde door de rechtbank. Desondanks laat het hof deze verlaging in stand, omdat de heffingsambtenaar ook in hoger beroep er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat zijn waarde niet te hoog is. Het wezen van een taxatie is een inschatting van de waarde, en niet een mathematische exercitie. Een verlaging van de WOZ-waarde met € 7.000 (3,1% van de oorspronkelijke waarde) zoals de rechtbank heeft toegepast, suggereert ten onrechte een mate van precisie bij taxaties die doorgaans niet realistisch is. Echter, het hof beoordeelt in hoger beroep niet de vraag of de door de rechtbank toegepaste minimale vermindering juist is. Het hof beoordeelt alleen of de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 222.000 te hoog is en, zo ja, of de door de rechtbank vastgestelde waarde te laag is. Het hof concludeert dat de heffingsambtenaar ook in hoger beroep zijn WOZ-waarde niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat in diens taxatie onvoldoende rekening is gehouden met het verschil in ligging tussen de woning van X en één van de vergelijkingsobjecten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 17

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Editie: 15 november

Informatiesoort: VN Vandaag

346

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen