Volgens advocaat-generaal IJzerman is Hof Den Haag ten onrechte voorbij gegaan aan het aanbod van X om door middel van getuigen bewijs te leveren voor zijn stelling dat partijen gedwaald hebben bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst.

Belanghebbende, X, gaat in beroep tegen (navorderings)aanslagen IB/PVV met heffingsrente- en boetebeschikkingen. Hangende de beroepsprocedures bij de rechtbank sluit X met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst, ter beëindiging van hun geschilpunten. X trekt zijn beroepen in, maar vraagt de rechtbank nadien om de intrekking ongedaan te maken, omdat partijen gedwaald zouden hebben bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Evenals de rechtbank verwerpt Hof Den Haag het beroep van X op dwaling. Bij het hof heeft X in het kader van het beroep op dwaling aangeboden getuigenbewijs te leveren.

Volgens advocaat-generaal IJzerman is Hof Den Haag ten onrechte voorbij gegaan aan het aanbod van X om door middel van getuigen bewijs te leveren voor zijn stelling dat partijen gedwaald hebben bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Het hof heeft twee gronden genoemd voor het passeren van het aanbod van X. De eerste is dat het aanbod is gepasseerd omdat het niet is gespecificeerd. De tweede is dat X ter zitting met geen woord heeft gerept over het eventueel horen van de getuigen, laat staan heeft toegelicht wat de getuigen zouden kunnen verklaren. De A-G overweegt dat een rechter bij een onduidelijk aanbod tot getuigenbewijs opheldering moet vragen. Had het hof dit gedaan, dan waren beide gronden om aan het aanbod van X voorbij te gaan, komen te vervallen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X gegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:63

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 19 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen