Belanghebbende, X bv, exploiteert een autosloperij annex autodemontagebedrijf. X bv koopt auto's in om de bruikbare onderdelen te verkopen voor hergebruik en de onbruikbare delen te verkopen aan de schroothandel. De inspecteur legt X bv, waarvan X enig aandeelhouder is, navorderingsaanslagen Vpb op over de jaren 2000 t/m 2005 (uitgezonderd 2002), plus vergrijpboeten van 50% omdat de onjuiste aangiften volgens de inspecteur te wijten zijn aan voorwaardelijke opzet. Rechtbank Arnhem heeft geoordeeld dat de administratie van X bv niet aan de eisen voldoet en dat de omzetverantwoording zodanig is dat de bewijslast moet worden omgekeerd. De rechtbank stelt wel de omzetcorrectie van de inspecteur naar beneden toe bij en vermindert de boete met 25% naar 37,5 procent van de gecorrigeerde belasting in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Hof Arnhem geeft aan dat het nimmer is toegestaan met valse facturen inkopen van gestolen goederen te versluieren, zoals X bv heeft gedaan. De door de rechtbank verminderde aanslagen moeten als uitgangspunten worden genomen voor de beantwoording bij de vraag of de opgelegde belastingaanslagen de toets der redelijkheid kunnen doorstaan nu de inspecteur hiertegen geen incidenteel hoger beroep heeft vastgesteld. Het hof oordeelt dat de verschuldigde belasting in redelijkheid is vastgesteld en dat de correcties niet naar willekeur zijn berekend. Het hoger beroep is daarom voor zover het betrekking heeft op de belastingaanslagen ongegrond. Het hof stelt vervolgens vast dat X bv welbewust en opzettelijk onjuiste aangiften vpb heeft gedaan en van de onjuistheden moet hebben geweten nu X leiding heeft gegeven aan die gedragingen. Het hof ziet geen aanleiding de boete verder te verlagen dan de rechtbank heeft gedaan en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.