Belanghebbenden hebben als erfgenamen in 2006 en 2008 bezwaar gemaakt tegen een aantal aanslagen IB/PVV. De bezwaarschriften zijn na een uitspraak van het Hof Den Haag in een andere procedure gemotiveerd. Bij uitspraken op bezwaar van 8 november 2013 komt de inspecteur tegemoet aan de bezwaren van belanghebbenden voor zover die betrekking hebben op de hoogte van de aanslagen. In geschil is of belanghebbenden recht hebben op een vergoeding van immateriële schade wegens de duur van de procedure.
Hof Den Haag oordeelt dat belanghebbenden terecht aanspraak maken op immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de bezwaarfase. Hieraan doet, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet af dat het geschil over de hoogte van de aanslagen al in de bezwaarfase is beëindigd. Er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn met (afgerond) anderhalf jaar die volledig is toe te rekenen aan de inspecteur. Nu de inspecteur al een vergoeding van € 500 heeft toegekend, stelt het hof de (resterende) vergoeding vast op € 1000.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73