De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het hof innerlijk tegenstrijdig is. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat het hof er enerzijds van uitgaat dat de stelling van de inspecteur dat X inkomsten uit de hennepteelt geniet juist is, maar het anderzijds niet aannemelijk acht dat X in 2012 enig bedrag aan inkomsten uit hennepteelt heeft genoten.

Belanghebbende, X, woont in een woning die eigendom is van zijn partner en verhuurt zijn eigen woning, die over een garagebox beschikt. In de garagebox wordt een hennepkwekerij aangetroffen. In zijn IB-aangifte 2012 merkt X de woning van zijn partner aan als een eigen woning en neemt hij zijn eigen woning als box 3-vermogen in aanmerking. Voor beide woningen brengt X hypotheekrente in aftrek. De inspecteur corrigeert de aangifte. Ten eerste is de hypotheekrente van de box 3-woning volgens hem niet aftrekbaar en ten tweede houdt de inspecteur rekening met ROW-inkomsten uit de hennepteelt. In geschil is of X de vereiste aangifte heeft gedaan (art. 27e lid 1 AWR). Daarbij is niet in geschil dat de hypotheekrente van de box 3-woning niet aftrekbaar is als rente van de eigenwoningschuld. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is er geen reden voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Het hof stelt daarbij vast dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X inkomsten uit de hennepteelt heeft genoten. Verder is het hof van mening dat X de hypotheekrente voor de box 3-woning toch in aftrek kan brengen, omdat de inspecteur heeft gesteld dat X inkomsten uit de hennepteelt heeft genoten, zodat deze rente ten laste van het ROW mag worden gebracht. Gezien deze stellingen van de inspecteur is het dan niet aannemelijk dat X ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat door het in aftrek brengen van deze rentelasten een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het hof innerlijk tegenstrijdig is. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat het hof er enerzijds van uitgaat dat de stelling van de inspecteur dat X inkomsten uit de hennepteelt geniet juist is, maar het anderzijds niet aannemelijk acht dat X in 2012 enig bedrag aan inkomsten uit hennepteelt heeft genoten. Het is dan onbegrijpelijk dat het hof van mening is dat X ten tijde van het doen van de aangifte niet wist of zich ervan bewust moest zijn dat door het in aftrek brengen van de rentelasten van de box 3-woning en de garagebox een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

Lees ook de thema's Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter en Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen