Begin 2009 heeft de FIOD van een tipgever tegen een beloning informatie ontvangen over bankrekeningen van Nederlanders bij Luxemburgse banken. De Belastingdienst heeft aangevoerd zich daarbij verplicht te hebben de identiteit van de tipgever niet bekend te maken. Naar aanleiding van deze informatie zijn de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen opgelegd aan erflater. In hoger beroep zijn FIOD-ambtenaren als getuigen beëdigd. Zij hebben zich bij vragen over de identiteit van de tipgever beroepen op hun verschoningsrecht. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het beroep op het verschoningsrecht afgewezen en de aanslagen vernietigd. De Hoge Raad acht de vernietiging van de aanslagen onbegrijpelijk in het licht van de door het hof gegeven motivering (HR 18 december 2015, nr. 15/01348,V-N 2015/66.4). Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch. De erfgenamen van erflater (belanghebbenden) dienen bij de Hoge Raad een herzieningsverzoek in. Op grond van nieuw gebleken informatie dient het cassatieberoep van de staatssecretaris volgens belanghebbenden alsnog ongegrond te worden verklaard. Die informatie komt erop neer dat de inspecteur slechts een inspanningsverplichting heeft met betrekking tot de geheimhouding van de identiteit van de tipgever. De rechtbank, het hof en de Hoge Raad zouden door de inspecteur bewust onvolledig zijn ingelicht.
De Hoge Raad wijst het verzoek van belanghebbenden tot herziening van het arrest in de zogenoemde tipgeverszaak af. In het arrest waarvan herziening wordt verzocht, is de Hoge Raad er (slechts) van uitgegaan dat de Belastingdienst zich jegens de tipgever heeft verplicht diens identiteit niet bekend te maken. De aan het herzieningsverzoek kennelijk ten grondslag liggende opvatting dat de fiscus meer zou hebben toegezegd, berust op een onjuiste lezing van het arrest. Van een novum is dus ook geen sprake. Ook overigens is er geen reden voor herziening.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:29
Algemene wet bestuursrecht 8:119
Algemene wet inzake rijksbelastingen 29
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:31