Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Hongarije in strijd met het EU-recht handelt met de voorwaarden die zij stelt aan Boehringer met betrekking tot de BTW-aftrek van een bedrag dat Boehringer heeft betaald aan het Hongaars beheersorgaan van de nationale zorgverzekering.

Boehringer Ingelheim RCV GmbH & Co. KG Magyarországi Fióktelepe is de Hongaarse dochter van een farmaceutische onderneming. Haar hoofdactiviteit bestaat uit de verkoop van gesubsidieerde geneesmiddelen aan groothandelaren. In dat kader sluit Boehringer een overeenkomst met de NEAK, het Hongaars beheersorgaan van de nationale zorgverzekering. In 2018 verzoekt Boehringer om een BTW-teruggaaf in verband met betalingen aan de NEAK op grond van de prijs-volumeovereenkomsten. Dit betreft een verlaging achteraf van de maatstaf van heffing van de BTW. De Hongaarse Belastingdienst wijst het verzoek af, omdat de betalingen van Boehringer aan de NEAK niet voldoen aan in de BTW-wet gestelde voorwaarden voor verlaging van de maatstaf van heffing van de BTW. De Hongaarse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Hongarije in strijd met het EU-recht handelt met de voorwaarden die zij stelt aan Boehringer met betrekking tot de BTW-aftrek van een bedrag dat Boehringer heeft betaald aan het Hongaars beheersorgaan van de nationale zorgverzekering. Verder is het ook in strijd met het EU-recht dat een factuur op naam is vereist voor de verlaging achteraf van de maatstaf van heffing van de BTW, zelfs wanneer een dergelijke factuur niet is uitgereikt en de uitvoering van de transactie die aanleiding geeft tot de teruggaaf met andere middelen kan worden aangetoond.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 8 oktober

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen