X brengt zijn eenmanszaak in het jaar 2010 geruisloos in in E bv. Sinds juni 2010 is X werknemer van E bv. In dat kader is door de bv een bedrag van € 47.558 aan hem verloond, onder inhouding van € 17.227 aan loonheffing. Het nettoloon is direct in de rekening-courant met X geboekt. De loonheffing is door E bv afgedragen. In de jaren 2010, 2011 en 2012 lijdt E bv verliezen van respectievelijk € 104.013, € 36.370 en € 3.375. Het (zichtbaar) eigen vermogen van E bv aan het einde van die jaren is negatief. Ook over het jaar 2013 wordt een verlies geleden en het resultaat van E bv in het jaar 2014 is ongeveer nihil. X maakt bezwaar tegen de aanslag ib/pvv over het jaar 2010. Hij stelt dat het nettoloon van E bv van (€ 47.558 minus € 17.227) = € 30.331 vanwege de financiële situatie van E bv niet is uitbetaald. X verzoekt om vermindering van de aanslag ib/pvv 2010 met dit bedrag. De inspecteur wijst het bezwaar af. Het beroep van X is ongegrond. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 14 april 2015, 14/00604, V-N Vandaag 2015/933) staat vast dat het nettoloon direct in de rekening-courant met X is geboekt, dat over de vordering 4% rente is berekend, dat de loonheffing is afgedragen en dat X het brutoloon in zijn aangifte ib/pvv 2010 heeft aangegeven. Het hof is van mening dat X zijn loon heeft omgezet in een vordering. Daarmee heeft X de beschikkingsmacht over het nettoloon gekregen. Het nettoloon is met andere woorden door E bv aan X ter beschikking gesteld en daarmee genoten in de zin van art. 3.146 Wet IB 2001. Volgens het hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de vordering als tbs-vordering kan worden afgewaardeerd. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 januari