De FIOD begint in 2009 een strafrechtelijk onderzoek naar de handel en wandel van belanghebbende, X. X is directeur bij een omroeporganisatie. Uit het onderzoek blijkt dat X zich door producenten zou hebben laten betalen. X heeft de ontvangen bedragen niet in zijn IB-aangiften opgenomen. Voor het jaar 2007 betreft het in totaal een bedrag van € 59.764. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op aan X. Hierbij neemt hij onder andere een bedrag van € 34.764 aan van I ontvangen bedragen in aanmerking, en € 19.500 van T.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X alle bedragen als steekpenningen heeft ontvangen. Ten aanzien van het bedrag van € 19.500 merkt de rechtbank op dat de inspecteur zich heeft gebaseerd op kladbriefjes. Volgens de rechtbank zijn de aantekeningen op deze kladbriefjes echter zodanig onduidelijk dat daaruit niet is op te maken of deze bedragen aan X zijn betaald, en waarvoor ze zijn betaald. De rechtbank schrapt deze bijtelling. Voor het bedrag van € 34.764 geldt volgens de rechtbank dat de inspecteur hiervan een bedrag van € 17.736 terecht heeft bijgeteld. Uit het FIOD-onderzoek blijkt namelijk dat X € 57.500 van I tegoed had en in totaal € 39.764 aan I was verschuldigd. Het verschil van € 17.736 is volgens de rechtbank dan terecht bijgeteld. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81