Rechtbank Zeeland-West-Brabant toetst of X woonachtig is in Nederland voor de heffing van de inkomstenbelasting. De rechtbank acht de door de inspecteur aangevoerde feiten niet doorslaggevend om een duurzame band van persoonlijke aard tussen X en Nederland aan te nemen.

X woont tot en met 2014 in Nederland. In 2015 verblijft hij 24 dagen in Nederland, 256 dagen in Turkije en 23 dagen elders. Hij blijft ingeschreven in de basisregistratie personen op een adres in Nederland. X doet voor het jaar 2015 aangifte inkomstenbelasting als binnenlands belastingplichtige en rekent zijn buitenlandse inkomen tot het in Nederland belastbare loon onder verrekening van buitenlandse bronbelasting. X heeft ook een klein inkomen in Nederland. De inspecteur volgt de aangifte behoudens een correctie op persoonsgebonden aftrek die niet meer in geschil is. X maakt bezwaar en stelt dat hij buitenlands belastingplichtig is. De inspecteur wijst het bezwaar af. X komt in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank toetst – langs de lijn van de vaste rechtspraak van de Hoge Raad die is gewezen rond de toepassing van de Algemene Kinderbijslagwet – of X woonachtig is in Nederland. De rechtbank acht de door de inspecteur aangevoerde feiten niet doorslaggevend om een duurzame band van persoonlijke aard tussen X en Nederland aan te nemen. De door X aangevoerde stelling dat hij in Turkije zijn dagelijkse leven leidde en zijn vrije tijd spendeerde, acht de rechtbank aannemelijk gelet op de gedingstukken, zijn werkkring in Turkije, de woonruimte aldaar en de affectieve relatie met een Turkse vrouw, met wie hij in 2016 is getrouwd. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.1

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 17 mei

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen